Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang voor ingezetenen van Nederland
Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang voor ingezetenen van Nederland
Burgemeester en wethouders van Vlissingen;
(De colleges van de gemeenten zijn), overwegende dat de Wmo bepaalt dat de maatschappelijke opvang in Nederland toegankelijk is voor een ieder die zich genoodzaakt ziet daarop een beroep te doen, van mening dat zij ieder verantwoordelijk zijn voor het beleid in hun gemeente; dat alle gemeenten er gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn dat deze wettelijke landelijke toegankelijkheid voor de maatschappelijke opvang in Nederland is gewaarborgd; dat het onwenselijk is dat inwoners die zijn aangewezen op maatschappelijke opvang worden afgewezen voor toegang tot eerste opvang in een gemeente, zonder dat duidelijk is in welke gemeente zij wél aanspraak op toegang kunnen maken.
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
vast te stellen de “Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang voor ingezetenen van Nederland”.
In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
- a.
- b.
-
c.
maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld;
- d.
- e.
- f.
- g.
Alle andere begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelgeving.
- 1.
-
2.
Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de gemeente Vlissingen en hierover overeen- stemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is.
-
3.
Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.
- 4.
- 5.
-
6.
Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:
-
a.
of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfred- zaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.
-
b.
of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.
-
a.
- 7.
- 8.
- 9.
- 10.
Artikel 4. Overdracht van cliënt en cliëntgegevens
- 1.
-
2.
Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.
- 3.
- 4.
- 5.
- •
- •
- •
- 6.